Centrale en decentrale noodverlichting zijn twee verschillende systemen voor het waarborgen van verlichting in noodsituaties, zoals bij stroomuitval of andere noodsituaties, die beide in gebouwen moeten worden geïnstalleerd volgens de regelgeving, zoals het Bouwbesluit. Het doel van beide systemen is om mensen veilig te evacueren, maar ze werken op verschillende manieren.
1. Centrale noodverlichting
Bij centrale noodverlichting wordt het hele noodverlichtingssysteem van een gebouw aangestuurd door één centrale unit. Dit systeem bestaat uit een centrale batterij en bijbehorende oplaad- en controle-eenheden, die alle noodverlichtingstoestellen in het gebouw van stroom voorzien in geval van een stroomuitval.
Kenmerken van centrale noodverlichting:
- Centrale voeding: De verlichting wordt aangedreven door één centrale batterij of accu die de noodverlichting in het gebouw van stroom voorziet. Deze batterij is verbonden met meerdere noodverlichtingspunten, zoals noodlampen en verlichtingssystemen langs vluchtroutes.
- Onderhoud en controle: Omdat alle noodverlichting wordt gecontroleerd door één systeem, is het relatief eenvoudig om het onderhoud en de status van het systeem te monitoren. De centrale eenheid heeft vaak een controlepaneel waar de status van de batterijen en de verlichting kan worden gecontroleerd.
-
Voordelen:
- Eenvoudiger onderhoud: Je hebt maar één centrale eenheid om te onderhouden en controleren.
- Kostenbesparend: De installatie van één centrale eenheid kan goedkoper zijn dan het installeren van meerdere decentrale systemen, vooral in grote gebouwen.
- Betrouwbaarheid: Omdat de centrale eenheid regelmatig wordt gecontroleerd, wordt de betrouwbaarheid van het systeem vaak als hoog beschouwd.
-
Nadelen:
- Afhankelijkheid van één systeem: Als de centrale eenheid defect raakt, kan dit de werking van de noodverlichting in het hele gebouw beïnvloeden.
- Complexiteit bij grote gebouwen: Bij grote gebouwen kan het noodzakelijk zijn om lange kabels aan te leggen, wat installatiekosten en complexiteit verhoogt.
2. Decentrale noodverlichting
Bij decentrale noodverlichting heeft elk noodverlichtingspunt zijn eigen zelfstandige batterij of stroomvoorziening. Dit betekent dat elke noodlamp of armatuur afzonderlijk functioneert zonder afhankelijk te zijn van een centrale batterij.
Kenmerken van decentrale noodverlichting:
- Zelfstandige stroomvoorziening: Elke noodverlichting heeft een eigen batterij die ervoor zorgt dat het apparaat blijft werken bij stroomuitval. Deze batterijen worden meestal tijdens de normale werking opgeladen via het lichtnet.
- Geen centrale eenheid: Er is geen centrale voedingsbron of controlepaneel; in plaats daarvan worden alle noodverlichtingssystemen onafhankelijk van elkaar gevoed.
-
Voordelen:
- Betere betrouwbaarheid: Omdat elk lichtpunt onafhankelijk werkt, is het systeem robuuster. Als er een probleem is met één eenheid, heeft dit geen invloed op de andere.
- Flexibiliteit in installatie: Decentrale systemen zijn gemakkelijker te installeren in gebouwen waar het niet praktisch of kosteneffectief is om een centraal systeem te gebruiken.
-
Nadelen:
- Hoger onderhoud: Omdat elke eenheid afzonderlijk moet worden gecontroleerd, kan het onderhoud van een decentrale installatie tijdrovender en duurder zijn.
- Mogelijk hogere kosten per eenheid: Het installeren van meerdere zelfstandige eenheden kan duurder zijn dan een centraal systeem, vooral in grotere gebouwen.
Vergelijking van centrale en decentrale noodverlichting:
Kenmerk | Centrale noodverlichting | Decentrale noodverlichting |
---|---|---|
Stroomvoorziening | Eén centrale batterij voor het hele systeem | Elke eenheid heeft zijn eigen batterij |
Installatie | Vaak complexer voor grotere gebouwen | Eenvoudiger bij kleinere of moeilijk te bedrade gebouwen |
Betrouwbaarheid | Afhankelijk van één systeem, dus risico bij falen | Meer betrouwbaar, elke eenheid werkt onafhankelijk |
Onderhoud | Gemakkelijker te monitoren en onderhouden | Meer onderhoud per unit nodig, omdat elke eenheid apart gecontroleerd moet worden |
Kosten | Lagere initiële kosten voor grote gebouwen | Hogere initiële kosten per eenheid, maar mogelijk voordeliger voor kleinere installaties |
Toepassing | Geschikt voor grote gebouwen en industriële omgevingen | Geschikt voor kleinere of moeilijk bereikbare locaties |
Keuze tussen centrale en decentrale noodverlichting:
- Centrale noodverlichting wordt vaak gekozen in grote gebouwen of complexe installaties waar het belangrijk is om alle noodverlichting via één systeem te beheren, bijvoorbeeld in kantoorgebouwen, ziekenhuizen of winkels.
- Decentrale noodverlichting kan daarentegen geschikt zijn voor kleinere gebouwen of openbare ruimtes waar eenvoudige installatie en betrouwbaarheid in een minder complexe situatie belangrijker zijn.
In beide gevallen moet de noodverlichting voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit en andere relevante normen (zoals NEN 1010 en NEN-EN 1838), die vereisen dat noodverlichting effectief functioneert in geval van stroomuitval, zodat mensen het gebouw veilig kunnen verlaten.